Belangrijkste wijzigingen sociale zekerheid 2023

Wettelijk minimumloon en uitkeringsbedragen
De bruto bedragen van het wettelijk minimumloon en het minimumjeugdloon zijn per 1 januari 2023 gestegen met 10,15% ten opzichte van 1 juli 2022. Als we een heel jaar terug kijken, is de stijging zelfs 12,14%. Voor iedereen van 21 jaar en ouder is het wettelijk minimumloon in de eerste helft van 2023 € 1.934,40 (eerste helft 2022: € 1.725,00) bruto per maand.

De meeste uitkeringen, zoals de AOW, bedragen uit de Participatiewet (bijstand, Wajong, IOAW, etc), zijn ook zo sterk gestegen. Deze uitkeringen zijn gekoppeld aan het wettelijk minimumloon.

Maximum dagloon
Het maximum dagloon bedraagt per 1 januari 2023 € 256,54 per dag (2022: € 228,76). Op jaarbasis is dat € 66.956,94 (2022: € 59.706). De maximale WW- en WIA-uitkeringen zijn gebaseerd op dit maximum dagloon.

AOW-leeftijd, pensioenrichtleeftijd en aanvulling in derde pijler
De AOW-leeftijd is vanaf 1 januari 2023 omhoog gegaan naar 66 jaar en 10 maanden (+ 3 maanden). In 2023 en 2024 vindt opnieuw een verhoging plaats met 3 maanden. Dan is de leeftijd van 67 jaar bereikt. Die blijft in 2025, 2026 en 2027 gelijk. In 2028 wordt de AOW-leeftijd 67 jaar en 3 maanden.

Dit betekent dat de formule voor berekening van de jaarruimte (lijfrentepremieaftrek) nog hetzelfde blijft – in elk geval tot 1 juli 2023. Vanaf die datum treedt vermoedelijk de Wet toekomst pensioenen in werking. Vanaf 1 januari 2023 wordt de franchise verhoogd naar € 13.646 (2022: € 12.837). Verder zijn alle maxima op het gebied van lijfrenteaftrek of -uitkering geïndexeerd.

De pensioenrichtleeftijd blijft in 2023 onveranderd op 68 jaar. Dat betekent dat de maximale opbouwpercentages van ouderdomspensioen in de tweede pijler ongewijzigd blijven. Wel zijn ook hier de AOW-franchises geïndexeerd.

Wet toekomst pensioenen goedgekeurd
De Tweede Kamer heeft ingestemd met de Wet toekomst pensioenen (Wtp). De beoogde inwerkingtredingsdatum van de wet is 1 juli 2023. Als dat gebeurt, heeft dit met terugwerkende kracht invloed op de maximale jaar- en reserveringsruimte.

We hebben daarover eerder geschreven. In grote lijnen:

  • De jaarruimte bedraagt 30% van de premiegrondslag (in plaats van 13,3%). Wel zal de AOW-franchise even hoog worden als die van de tweede pijler (werknemerspensioen).
  • De reserveringsruimte kan langer benut worden. Dat worden de niet-gebruikte jaarruimtes over de afgelopen 10 jaar (in plaats van de huidige 7 jaar), met een maximum van € 38.000. Dit maximum is niet meer leeftijdsafhankelijk.

Geen OR-dotatie meer
Dotaties aan de oudedagsreserve zijn vanaf 2023 niet meer mogelijk. Opgebouwde OR blijft gerespecteerd. Een bestaande OR kan nog steeds fiscaal afgewikkeld worden via een oudedagsreservelijfrente. Deze afschaffing heeft vanaf 2024 ook gevolgen voor de formule van de jaarruimte. In die formule moet immers de dotatie aan de OR in mindering worden gebracht op die maximale jaarruimte. Het gaat daarbij om de dotatie van het voorgaande jaar, waardoor deze er in 2023 nog wel in staat.

Aanpassing regeling afkoop kleine nettolijfrente
Voluit heet de regeling “regeling waardeoverdracht en afkoop klein pensioen en invoering afkoop klein nettopensioen en nettolijfrente”. We benoemen hier alleen (kort) het onderdeel dat op 1 januari 2023 in werking is getreden en ziet op de nettolijfrente.

Vanaf dit jaar mogen ook nettolijfrenten afgekocht worden als die leiden tot een jaarlijkse uitkering van maximaal € 594,89, zonder dat sprake is van revisierente. De afkoop van een kleine nettolijfrente kan ook in gang gezet worden door de uitvoerder zelf. Maar de gerechtigde moet hiervoor wel toestemming geven. Er zijn overigens nauwelijks mensen die gebruikmaken van de netto-lijfrente.

UPO-modellen 2023
Vanaf 2023 zijn er enkele kleine aanpassingen gedaan in het UPO-model.  De drie relevante wijzigingen zijn:

  • Met een sjabloontje van een wereldbol, wordt extra informatie gegeven over de beleggingsstrategie van de uitvoerder met betrekking tot maatschappelijk verantwoorde beleggingen en duurzaamheid.
  • Er is een extra kopje opgenomen voor pensioenuitvoerders die inhaalindexatie toepassen.
  • De disclaimer is uitgebreid: er wordt vermeld dat in het UPO-model nog geen rekening is gehouden met eventuele invoering van de Wet toekomst pensioenen.

 Disclaimer