Wetsvoorstel werkelijk rendement box 3 aangeboden aan Tweede Kamer

Werkelijk rendement

Met het nieuwe stelsel wordt het werkelijk rendement in box 3 belast, waardoor belastingplichtigen belasting betalen over wat zij daadwerkelijk hebben verdiend met hun vermogen. Hierdoor betaalt een spaarder met een laag rendement minder belasting dan een belegger met een hoog rendement. Van Oostenbruggen: “Dat vindt het kabinet eerlijk. Voor het berekenen van het werkelijke rendement zijn wel meer gegevens nodig ten opzichte van het huidige stelsel. We willen de administratieve last zoveel mogelijk beperken. Voor 2,5 miljoen belastingplichtigen wordt de aangifte zoveel mogelijk vooraf ingevuld met gegevens van Nederlandse financiële instellingen.´

Belasting

Het rendement waarover belasting wordt betaald, bestaat uit het directe en het indirecte rendement. Onder het directe rendement valt rente, huur en dividend met aftrek van kosten. Het indirecte rendement bestaat uit de positieve of negatieve waardeontwikkeling van bijvoorbeeld aandelen of vastgoed. De waardeontwikkeling wordt in principe jaarlijks belast met een vermogensaanwasbelasting. Alleen de waardeontwikkeling van onroerende zaken en aandelen in startups wordt pas belast bij verkoop met een vermogenswinstbelasting. Daarnaast wordt er gewerkt met een nieuwe definitie voor startups, die beter aansluit aan bij de atypische aspecten van dit type bedrijven. Als er sprake is van een verlies, dan mogen de verliezen verrekend worden met box 3-inkomen uit toekomstige jaren. De eigen woning (het hoofdverblijf) blijft in box 1. Dat verandert niet door dit voorstel.

Alternatieve opties

Van Oostenbruggen: “Bij het maken van het wetsvoorstel is ook het advies van de Raad van State meegewogen. In dit advies zijn ook een aantal alternatieve opties aangedragen. Vervolgens zijn het advies, de aangedragen alternatieven en alle gemaakte keuzes nogmaals beoordeeld. Een stelsel op basis van werkelijk rendement, met een combinatie van vermogensaanwas- en vermogenswinstbelasting, blijft de beste optie. Alle alternatieve opties scoren niet beter op uitvoerbaarheid, doenvermogen, complexiteit, juridische houdbaarheid en budgettaire gevolgen ten opzichte van het stelsel dat vandaag is ingediend. De beoogde invoeringsdatum van het nieuwe stelsel is 1 januari 2028. Om dit te halen moet het wetsvoorstel uiterlijk 15 maart 2026 door de Tweede Kamer zijn aangenomen. Dit is nodig om banken en verzekeraars voldoende tijd te geven om hun software aan te passen voor het nieuwe stelsel. De nieuwe definitie voor startups wordt via een nota van wijziging verwerkt in het voorstel.”